Column Lotte de Bruijn: ‘Weerstand’
Innovatie wordt doorgaans hoog gewaardeerd. Sterker nog, we zien het als voorwaarde voor economische groei. Toch roept het soms ook de nodige weerstand op. Zo ben ik een groot voorstander van het leren programmeren op zowel de basisschool als in het voortgezet onderwijs. Als het onderwijs kinderen wil voorbereiden op de toekomst is dat wat mij betreft een uitgemaakte zaak. Maar niet voor iedereen. “Waarom moeten kinderen verplicht leren programmeren? Omdat we computers gebruiken? We hoeven ze toch ook niet te leren timmeren, omdat we allemaal op stoelen zitten?” Deze uitspraak is afkomstig uit de wekelijkse column van Aleid Truijens in de Volkskrant. Zij is een groot voorstander van het bijbrengen van rekenen en taal, waar ik het mee eens ben. Maar van programmeren op school moet zij niets hebben en zij is de enige niet. Een groot misverstand is dat het programmeren of ‘coding’ bedoeld is om van kinderen allemaal programmeurs te maken. Dat is net zo min de bedoeling als dat kinderen al vroeg worden opgeleid tot boekhouders of schrijvers. Door kinderen te leren programmeren, leren ze al van jongsaf anders te denken. Hen wordt bijgebracht om verbanden te zien en te leggen. Logica speelt daarbij een grote rol. Dat gaat een stap verder dan het leren van de tafel van zeven. Hiervoor geldt wat mij betreft: je moet het ene doen en het andere niet laten. Laten we daar vooral zo snel mogelijk mee beginnen. Nu al zijn er veertien andere landen waar kinderen op school programmeren. Spelenderwijs, stap voor stap, ontwikkelen leerlingen competenties waar ze later veel plezier van zullen hebben.
Want welk beroep ze later ook zullen kiezen, de toepassing van ICT zal daarin een heel grote rol spelen. Als je weet hoe iets werkt, zul je ook eerder de kansen en mogelijkheden zien die ICT biedt. Nu kijken we daar nog naar met de bril van vandaag. Maar kijken we verder dan blijkt dat tandartsen ook kennis moeten hebben van 3D-printing, automonteurs zijn straks halve ICT’ers, gelet op de hoeveelheid software die nu al onder de motorkap zit en zelfs voor hoveniers zijn er sensors die via het internet laten weten hoeveel water en licht een plant nodig heeft. Kortom, de wereld verandert in hoog tempo, maar het lijkt erop dat niet iedereen dat door heeft.
De wereld digitaliseert, maar critici vinden dat scholen moeten oppassen en terughoudend moeten zijn met de toepassing van ICT in het klaslokaal. Het is natuurlijk goed om onderzoek te doen naar de didactische effecten van elektronische leermiddelen. Maar neem daar dan ook de effecten in mee van het gebruik van die middelen. Als kinderen zich zowel de leerstof eigen maken als digitaal vaardig worden, snijdt het mes aan twee kanten. Dat geldt op alle onderwijsniveaus, van basisschool tot universiteit. Economie en samenleving digitaliseren, dan kan het onderwijs daar niet bij achter blijven. Goed beschouwd is er al veel tijd verloren gegaan, want we hebben deze ontwikkeling al ruim van tevoren zien aankomen. Verbaasd kunnen we hooguit zijn over het tempo waarin een en ander zich voltrekt. We willen mee in de vaart der volkeren. Wegkijken van de digitale revolutie heeft geen zin, want waar je ook kijkt vindt de digitale transformatie plaats. Ik vind het een waanzinnige ontwikkeling, anderen vinden het spannend en sommigen zijn er huiverig voor. Maar dat is iets van alle tijden. Stoommachine, lopende band, auto, noem maar op, het waren innovaties die veel teweeg hebben gebracht. En gepaard gingen met weerstand. Ikzelf ben vooral nieuwsgierig naar de kansen en mogelijkheden die zich voordoen. Ik denk dat kinderen dat ook zijn. Leer ze programmeren, laat ze ontdekken. Het is hun toekomst.
Deze column verscheen in mei 2015 in ChannelConnect.