12 januari 2015

Column Lotte de Bruijn: ‘Niet minder, maar meer banen’

Robots zijn hot. Door de uitspraken van minister Lodewijk Asscher staat robotica in één klap hoog op de agenda. Het houdt de gemoederen zodanig bezig dat de minister nu ook aan de SER advies heeft gevraagd over de gevolgen van technologische vooruitgang voor de arbeidsmarkt. Het bericht dat door robots miljoenen banen zullen verdwijnen heeft gezorgd voor een flinke schok. Twee dingen vallen op. De definitie van robot is wel heel ruim gesteld. In een krantenartikel werd zelfs de handscanner in de supermarkt als voorbeeld genoemd als verdringer van de caissière. En er wordt van uitgegaan dat alles wat geautomatiseerd of gerobotiseerd kan worden, ook zal gebeuren. Ik geloof echt niet dat alle obers brodeloos worden omdat hun werk technisch gezien door een robot kan worden gedaan. Het eten zou mij in ieder geval minder smaken.

Technologische vooruitgang heeft in de loop der tijd gezorgd voor grote veranderingen. Dat gold voor de stoommachine, de auto en ook voor de computer. Geen van alle hebben ze gezorgd voor massawerkloosheid. Het is niet zo dat banen verdwijnen, maar beroepen verdwijnen als gevolg van die ontwikkelingen. De hoefsmid zag zijn markt wegvallen door het in onbruik raken van paard en wagen. Nog in de jaren 80 van de vorige eeuw bestond het fenomeen typekamer, waar typistes wedijverden om wie de meeste aanslagen per minuut had. In de ICT-sector alleen werken zo’n kwart miljoen mensen. Die hebben een beroep dat veertig jaar geleden nog niet bestond. Sterker nog, stel dat je terug kon reizen in de tijd en vertelde over app-ontwikkelaars of big data analisten, dan werd je niet-begrijpend aangekeken.

Omdat we niet weten om wat voor beroepen en banen het over vijf, tien of twintig jaar gaat, liggen er enorme kansen. Als Nederland zich ontwikkelt tot proeftuin voor technologische ontwikkeling, kunnen wij als eerste ervaring opdoen met de beroepen van de toekomst. Ons land heeft de perfecte uitgangspositie om de eerste echt digitale economie van Europa te worden. Dat betekent niet dat we alles wat los en vast zit automatiseren en van elke werknemer een robot willen maken. Door werkzaamheden te automatiseren komt er tijd vrij voor andere zaken. Dat geldt thuis en op het werk. We worden productiever en krijgen een leuker leven en leuker werk. De vaatwasser en wasmachine willen we toch ook niet meer kwijt? Robots zijn in staat om bepaald werk nauwkeuriger te doen dan mensen. Een operatierobot kan operaties uitvoeren die voor een chirurg te moeilijk zijn of zelfs onmogelijk. Hij maakt de chirurg heus niet overbodig. Als het werk van een stratenmaker wordt gedaan door een robot, scheelt dat heel wat versleten knieën en ruggen.

VDL heeft na de overname van de Nedcar fabriek het productieproces verder gerobotiseerd. Desondanks werken daar nu meer mensen dan voor de overname. Voor de Nederlandse industrie liggen in de combinatie met ICT grote kansen. Hetzelfde geldt voor de agrosector. De melkrobot is daar al sinds jaar en dag een welkome hulp voor de boer. En Air France hoeft niet bang te zijn dat de automatische piloot gaat staken. Als ik minister Asscher was zou ik de vraag aan de SER herformuleren. Wat zijn de kansen van technologische ontwikkeling voor Nederland?, lijkt me een betere. Mijn advies aan de SER: zet vol in op robotica, internet-of-things, 3D-printing en big data. Dan verdwijnen er geen banen, maar wordt Nederland de Digital Delta van Europa. De technologische proeftuin zal werken als een magneet op start-ups en grote spelers in de markt. Dat is pas een banenmotor voor nieuwe hoogwaardige, uitdagende en creatieve beroepen. Met een (digitale) economie die sneller groeit dan in de landen om ons heen.

Deze column verscheen in ICT Update.